Uw kind mag naar huis, maar het drinken aan de borst of uit de fles kost op dit moment nog te veel energie waardoor uw kind nog voeding per neusmaagsonde nodig heeft. Als u thuis bent, kan uw kind in alle rust en eigen tempo de volledige voedingen leren drinken. In deze folder vindt u meer informatie over sondevoeding thuis en leren wij u hoe u op een veilige manier voeding via een sonde kunt toedienen.

Een voedingssonde is een dun, flexibel slangetje dat via de neus, slokdarm naar de maag loopt. Hierdoor is het mogelijk om voeding toe te dienen. De sondevoeding wordt door middel van een spuit via hevelwerking (zwaartekracht) of via een voedingspomp toegediend. Dit kan zowel afgekolfde moedermelk of zuigelingenvoeding zijn.

De sonde wordt door de verpleegkundige ingebracht. De verpleegkundige meet de lengte van de sonde af en zet met een watervaste stift een streepje op de juiste lengte. Na het inbrengen controleren we de positie van de maagsonde via een Ph-meting. Als de Ph-waarde goed is, zit de maagsonde in de maag en wordt de sonde afgeplakt op het neusje/wangetje van uw kind. Dit voorkomt dat de sonde verschuift.

Een PUR sonde mag maximaal 6 weken blijven zitten. Past u in overleg met de thuiszorg zo nodig tussentijds de diepte van de sonde aan (bijvoorbeeld bij uitgroeien). Als kinderen volledig sondevoeding krijgen, is het belangrijk om het mondje te verzorgen middels een nat gaasje die u door het mondje beweegt.

  • Een langdurige ziekenhuisopname kan voor het gezin een zware belasting zijn. Voor de hechting tussen u en uw kind is het natuurlijk het fijnst om thuis te zijn. Door zelfstandig sondevoeding thuis te geven, kan uw kind eerder naar huis en bouwt u sneller een vertrouwensband op. 
  • U hoeft minder te reizen en u kunt sneller wennen aan de situatie thuis. 
  • Doordat u thuis bent met uw kind ontdekt u sneller het ritme van uw kind en kunt u eerder de signalen (geluidjes en bewegingen) van honger opvangen.
  • Uw kind kan in eigen tempo en omgeving leren om de benodigde voedingen te drinken.

Het geven van sondevoeding is een risicovolle handeling. Dit is een medische term en betekent dat in principe alleen een deskundige, zoals een kinderverpleegkundige, deze handeling mag uitvoeren. De deskundige mag u deze handeling wel leren en aan u overdragen. Deze deskundige beoordeelt of u de handelingen veilig en zelfstandig kunt uitvoeren. Voordat uw kind naar huis gaat, krijgt u op de afdeling training van een verpleegkundige.

De training ziet er als volgt uit: de verpleegkundige doet de handelingen eerst voor. Vervolgens oefent u zelf onder begeleiding van de verpleegkundige. Tot u de handelingen zelfstandig kunt uitvoeren. U traint aan de hand van de aftekenlijst. Samen met een verpleegkundige tekent u de handelingen die u zelfstandig kunt uitvoeren af op de aftekenlijst.

Het is belangrijk om hygiënisch te werken bij het geven van sondevoeding, omdat voeding en andere hulpstukken gevoelig zijn voor de groei van bacteriën. Het is dan ook belangrijk voor thuis om zo schoon mogelijk te werken. Voor het geven van sondevoeding dient u de handen te wassen.

Uw zorgverzekeraar vergoedt de materialen die u nodig heeft. Deze worden door de verpleegkundige besteld en bij uw huis afgeleverd. Controleer of u alle benodigde materialen heeft ontvangen.

Om veilig sondevoeding te geven moet voor iedere sondevoeding de ligging van de sonde gecontroleerd worden!

Controleren van de sonde bij een kind dat zelf al een deel van de voeding heeft gedronken:

Controleer of de sonde goed in de maag ligt op de volgende wijze: 

  • Controleer of de sonde goed is afgeplakt en de pleisters nog stevig vastzitten.
  • Kijk of het streepje op de sonde nog op dezelfde plek, dichtbij het neusje, zichtbaar is.
  • Kijk in het mondje of het uiteinde van de sonde niet in het mondje te zien is.
  • Probeer 1 keer per dag met een 10ml spuitje een kleine hoeveelheid maaginhoud/voeding op te trekken via de sonde. 
    • Spuit eventueel eerst een klein beetje lucht in de maag, zodat het uiteinde van de sonde los komt van de maagwand.
    • Mocht dit niet lukken dan kunt u eventueel houding veranderen (zijligging) om wel maaginhoud te krijgen.

De sonde ligt goed als u de voeding/maaginhoud makkelijk opgetrokken krijgt en als het streepje nog op dezelfde plek dichtbij het neusje zichtbaar is.
U kunt dan doorgaan en de rest van de voeding via de sonde geven. De voeding/maaginhoud die u bij het controleren hebt opgetrokken moet u wel weer terug spuiten in de sonde, omdat er anders belangrijke maagsappen verloren gaan.

Als u geen voeding/maaginhoud kunt optrekken en streepje niet zichtbaar is, ook niet na het veranderen van de houding, ligt de voedingssonde waarschijnlijk niet goed in de maag. U mag dan geen voeding geven, dan is het noodzaak om te overleggen met de kinderthuiszorg.

Controleren van de sonde bij een kind dat de hele voeding via de sonde krijgt:

Controleer of de sonde goed in de maag ligt op de volgende wijze:

  • Controleer of de sonde goed is afgeplakt en de pleisters nog stevig vastzitten.
  • Kijk of het streepje op de sonde nog op dezelfde plek, dichtbij het neusje, zichtbaar is.
  • Kijk in het mondje of het uiteinde van de sonde niet in het mondje te zien is.
  • Bepaal eventueel de zuurgraad (PH) van het maagsap en kijk hoe het maagsap eruit ziet.

Zuurgraad Ph meten

Bij twijfel over de juiste positie van de sonde is het advies om een Phmeting te doen. Dit is een controle waarbij de zuurgraad gemeten wordt van de vloeistof die u optrekt met een voedingsspuit. 

  • Spuit een druppel van de opgetrokken vloeistof op de Ph strip. 
  • Vergelijk de kleuren met de kleurenindicator op het doosje en bepaal de Ph-waarde. 
  • Indien de Ph-waarde 5.5 of lager is (dus richting 1) dan is er maagzuur opgetrokken en ligt de sonde in de maag en kunt u veilig sondevoeding geven.
  • Is de Ph hoger dan 5.5, dan is er geen maagzuur opgetrokken. Wacht u dan 10 minuten om de handeling te herhalen.
  • Als de Ph dan nog steeds hoger is dan 5.5 ligt de uiteinde van de sonde waarschijnlijk niet in de maag. U mag dan geen sondevoeding geven, dus moet u de thuiszorg bellen voor het plaatsen van een nieuwe sonde.

U controleert de sonde, voordat u met sondevoeding start. Door middel van hevelen geeft u de voeding. Hevelen wil zeggen dat u de voeding in de spuit op een hoger punt dan uw kind laat inlopen.

Hang de 60 ml spuit (trek de stamper uit de 60ml spuit) ergens aan op (bijvoorbeeld met een veterbandje), zodat u de handen vrij heeft.

  • Koppel de sonde aan de 60ml spuit.
  • Vul de spuit met (de resterende) voeding.
  • Hang de spuit ongeveer 20 - 40 cm hoger dan neus van uw kind. Hoe hoger de spuit hangt, hoe sneller de voeding inloopt. De inlooptijd varieert van de hoeveelheid te geven voeding. Bij een volledige voeding is dit 10 tot 20 min, net zolang als wanneer een baby zelf zou drinken. Als alleen een restje voeding gegeven moet worden dan kan deze kleine hoeveelheid natuurlijk in een kortere tijd inlopen. U kunt de spuit ook eventueel zelf vasthouden.
  • Controleer of de voeding inloopt.
  • Zo niet, plaats de stamper in de spuit en geef een klein zetje, zodat de voeding gaat lopen. Verwijder dan voorzichtig de stamper.
  • Blijf bij uw kind terwijl de voeding inloopt. Laat uw kind nooit alleen zonder toezicht tijdens het inlopen van de sondevoeding. Neem uw kind eventueel op schoot. U kunt hem/haar ook op een fopspeen laten zuigen tijdens het inlopen van de sondevoeding.
  • Koppel de spuit af na het geven van de voeding.
  • Naspoelen met water bij pasgeboren en pre/dysmatuur geboren kinderen is niet nodig.
  • Sluit hierna de sonde af met het afsluitdopje die vastzit aan de sonde. Knik de sonde om knoeien te voorkomen.
  • Spoel de spuiten om met heet water en laat deze goed drogen. Bewaar de spuiten op een hygiënische plaats, bijvoorbeeld in een schone droge doek of in een bakje in de koelkast. Gooi alle materialen (spuiten) na 24 uur weg en gebruik weer nieuwe materialen.

Bij grotere hoeveelheden voedingen zal de verpleegkundige u aanleren de voeding via een voedingspomp toe te dienen.

Spugen
Een beetje spugen na de voeding is geen probleem. Te snel inlopen van de sondevoeding kan een oorzaak zijn van spugen. Hang de spuit wat lager (de voeding loopt dan wat langzamer in) of stel de snelheid van de voedingspomp anders in (lager).

Slecht doorlopen van de voeding
Bij flink huilen of persen kan de voeding niet goed doorlopen. Troost en kalmeer uw kind.
Check of er een zichtbare knik in de sonde zit. Geef de voeding eventueel weer een zetje met de spuit of de stamper.

Sonde verstopt
Melkresten hechten zich aan de binnenkant van de sonde. Daarom moet u de sonde na elke voeding doorspoelen met een spuitje kraanwater. Doe dit alleen bij grotere kinderen. Bij jonge zuigelingen is dit niet nodig.

Sonde is er gedeeltelijk uit
De sonde is er gedeeltelijk uitgetrokken: kijk of u de sonde terug kunt duwen tot het markering streepje en goed kunt afplakken. Doe daarna een Ph-meting. Lukt het terugduwen niet? Verwijder dan de sonde.

Hoesten, verkleuren en benauwd worden
Ook wel aspiratie genoemd, het kan zich voordoen als het uiteinde van de sonde niet in de maag zit en de voeding tijdens het inlopen van de sondevoeding in de luchtwegen of longen terecht komt.

Tekenen die wijzen op aspiratie (hoesten, verkleuren en benauwd worden):
Hoesten tijdens inlopen van de sondevoeding.
Verkleuren (blauw worden) tijdens inlopen van de sondevoeding.
Stoppen met ademhalen tijdens inlopen van de sondevoeding.

Hoe te handelen bij aspiratie (hoesten, verkleuren en benauwd worden):
STOP DE SONDEVOEDING! Knik de sonde, zodat hij dicht is en houdt de spuit lager dan uw kind. Terwijl u met een hand de sonde dicht knikt kunt u de spuit loskoppelen of de voedingspomp uitzetten. Houd de sonde dichtgeknepen.
Maak de pleisters los en trek in een vlotte beweging de sonde eruit, houd hierbij steeds de sonde dicht.
Stimuleer uw kind tot goed door ademen, houd hem of haar rechtop en blaas hard in het gezicht van uw kind.

Het kan zijn dat uw kind medicijnen mee naar huis krijgt. Dit kunt u via de sonde geven, maar het is de bedoeling dat uw kind zelfstandig leert drinken en de sonde niet meer nodig heeft. Dien medicatie bij voorkeur voor de voeding toe. Als uw kind al wat zelfstandig drinkt, kunt u de medicatie via de wangzak of via de speen geven. Poeders kunnen opgelost worden in een beetje lauw water, of in een beetje moedermelk of kustvoeding. Een drankje hoeft niet vermengd te worden. Vitamines kunt u via een lepeltje toedienen. Sommige medicatie, bijvoorbeeld ijzerdrank, mag niet tegelijk met voeding gegeven worden, hierover krijgt u instructie van de verpleegkundige.

Soms gebeurt het dat uw kindje zelf de sonde verwijderd terwijl dat nog niet de bedoeling is. Neem dan contact op met de kinderthuiszorg om een nieuwe te plaatsen.
Als de sonde er voor een gedeelte uitligt en het terugplaatsen lukt niet, knijp de sonde dicht of plaats een afsluitdopje op de sonde en trek in een vlotte beweging de sonde eruit. Verwijder daarna het snot en slijm uit het neusje.

U dient de pleister bij iedere voeding te controleren:

  • Goed vastplakken zorgt ervoor dat de sonde op zijn plek blijft zitten. Zit de pleister niet meer goed, dan moet u de pleister direct vervangen. Door zweten en huidvet neemt de kleefkracht van de pleister af. De pleister kunt u eventueel bij vervanging iets anders plakken om zo drukplekken en huidirritatie te vermijden.
  • Let u er bij het wisselen van de pleister goed op dat de sonde op dezelfde plek blijft zitten.
  • Vraag daarom eventueel hulp van een tweede persoon. 
  • Knip van tevoren de pleister die u wilt gebruiken.
  • Als u alleen bent, wikkel uw kind eventueel stevig in een handdoek of iets dergelijks zodat hij/zij niet aan de sonde kan trekken. 
  • Haal de oude pleister van de neus en wang. Houd de sonde hierbij wel goed vast, anders gaat de sonde schuiven. Het streepje op de sonde moet direct bij het neusgat te zien zijn, dan weet u dat de sonde niet is verschoven. 
  • Plak de sonde weer vast.

De eerste periode thuis zal uw kind nog veel slapen, groeien en drinken kosten veel energie.
Uw kind mag dan gerust een voeding doorslapen en u geeft deze voeding dan volledig via de sonde. Terwijl u kind slaapt spaart het energie om de volgende voeding weer beter aan te kunnen.

Aan de hand van de aftekenlijst wordt u geleerd om op een veilige manier sondevoeding thuis te geven. 

U vindt de aftekenlijst in de folder onderaan deze pagina. De folder is te downloaden via de downloadknop.

Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd bent. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen of opmerkingen? Aarzel dan niet om deze te stellen.

Wanneer er is afgesproken dat u na ontslag rechtstreeks contact kunt opnemen met de Kinderafdeling (belboek), krijgt u een formulier mee met het telefoonnummer dat u kunt bellen.

Als er problemen zijn met de sonde, of de sonde eruit ligt, kunt u contact opnemen met de kinderthuiszorg.

Is met de informatie op deze pagina uw vraag beantwoord?
Wilt u ons helpen deze pagina te verbeteren?

Bedank voor het insturen van uw feedback