Clostridium difficile is een bacterie die bij elk mens in de dikke darm voorkomt. Door toediening van antibiotica kan het evenwicht in de darmen verstoord raken. De clostridium bacteriën produceren dan gifstoffen (toxines). Die maken u ziek. Het ziektebeeld kan variëren van een milde diarree tot zeer ernstige diarree. Deze bacterie kan heel lang overleven, ook buiten de mens.

Ieder mens draagt miljarden bacteriën met zich mee. We noemen deze bacteriën ook wel micro-organismen. Ze zijn met het blote oog namelijk niet te zien, alleen met een microscoop. Ze komen bijvoorbeeld voor op de huid, in de neus, mond, longen en darmen. In onze contacten met andere mensen of voorwerpen nemen we bacteriën op en geven we bacteriën af. Dit noemen we besmetten. Dit gebeurt voortdurend want bacteriën zijn overal aanwezig. De meeste bacteriën zijn gelukkig niet ziekmakend. Ze helpen ons zelfs, bijvoorbeeld bij de vertering van voedsel.

Clostridium difficile is een bacterie die bij elk mens in de dikke darm voorkomt. Door toediening van antibiotica kan het evenwicht in de darmen verstoord raken. De clostridium bacteriën produceren dan gifstoffen (toxines). Die maken u ziek. Het ziektebeeld kan variëren van een milde diarree tot zeer ernstige diarree.

De Clostridium difficile is zo besmettelijk omdat deze bacterie een bijzondere overlevingsstrategie heeft, namelijk het maken van sporen. Dat wil zeggen dat de bacterie zodra het zich buiten een menselijk lichaam bevindt, een hard ondoordringbaar buitenlaagje om zichzelf heen kan vormen. Dit buitenlaagje (de spore) zorgt er voor dat deze bacterie heel lang kan overleven in de omgeving van de patiënt.

Mensen met een hoge leeftijd of een ernstige ziekte hebben een grotere kans op een infectie met de Clostridium-bacterie.
Besmetting gebeurt vooral van mens tot mens door het overdragen van clostridiumsporen. Dat kan bijvoorbeeld via voorwerpen, toilet of de deurkruk. De bacterie kan zich dan vervolgens gemakkelijk verspreiden op plaatsen waar veel mensen met een zwakke weerstand bij elkaar zijn zoals in een verpleeghuis of een ziekenhuis.

Meestal verdwijnt de infectie na een paar dagen vanzelf. Soms is een antibioticakuur nodig. Uw arts overlegt met de arts-microbioloog van het ziekenhuis of en welke antibiotica u krijgt.

We kunnen de Clostridium difficile niet ‘doodmaken’. Deze bacterie is niet gevoelig voor de in het ziekenhuis gebruikte handenalcohol. Het is daarom van groot belang dat u bij een besmetting met een Clostridium-bacterie uw handen voor het eten en na de toiletgang altijd goed wast met water én zeep en zo zorgt dat de bacterie wegspoelt.

U komt voor een behandeling of opname naar het ziekenhuis. Uw behandelend arts is de specialist die uw oorspronkelijke aandoening behandeld. Als we u op het Clostridium difficile onderzoeken, gebeurt dat ook door uw behandelend arts.

Uw behandelend arts bespreekt de alternatieven met u.

In een ziekenhuis kan de Clostridium-bacterie ernstige problemen veroorzaken. Er zijn in het ziekenhuis veel mensen bij elkaar, waardoor de kans op overdracht groter is. Veel ziekenhuispatiënten hebben minder weerstand en zijn daardoor gevoeliger voor infecties. Daarom wordt er in de ziekenhuizen speciale aandacht besteed aan het voorkomen van de verspreiding van de Clostridium-bacterie.

Vermoeden we dat u drager bent van een bacterie, dan gaan we testen. Dat doen we met behulp van een kweek of een sneltest. 

  • Kweek
    Met een wattenstokje nemen we een kweek af van uw ontlasting. In het laboratorium kijken we deze kweken na op de aanwezigheid van gifstoffen van de Clostridium-bacterie. De resultaten zijn meestal na een dag of 7 bekend. 
  • Sneltest
    Als u bent opgenomen in het ziekenhuis is een zogenoemde
    sneltest mogelijk. De uitslag van de sneltest is meestal binnen 2 dagen bekend. In een enkel geval (bijvoorbeeld in het weekend) duurt het langer.

In verband met de aanwezigheid van de Clostridium-bacterie nemen we tijdens uw opname isolatie- en/of beschermende maatregelen. Met isolatie kunnen we voorkomen dat andere, ernstig zieke patiënten een moeilijk te bestrijden infectie oplopen. Tijdens uw opname betekent dit voor u het volgende: 

  • We verplegen u op een aparte kamer (contactisolatie) met eigen sanitaire voorzieningen. 
  • De deur van uw kamer mag open blijven staan. 
  • U mag uw kamer alleen verlaten na toestemming van de arts of verpleegkundige. 
  • Naast uw kamerdeur komt een speciale kaart te hangen zodat iedereen die de kamer wil binnengaan, kan lezen welke maatregelen er gelden. 
  • Ziekenhuismedewerkers die op uw kamer komen dragen een schort en handschoenen. Bij het verlaten van uw kamer wassen zij hun handen met water en zeep.

Wanneer u voor onderzoek naar een andere afdeling in het ziekenhuis gaat, gelden ook daar voorzorgsmaatregelen om verspreiding van Clostridiumbacterie tegen te gaan.

Geeft u wasgoed (kleding en/of ondergoed) mee naar huis? Dan is het belangrijk dat degene die de was doet dit wasgoed apart wast. Bij voorkeur in een niet te volle wasmachine en volgens een standaardwasprogramma van 60 C°. Liever nog op 90 C°. Mocht degene die wast toch het 60-gradenprogramma kiezen, dan moet diegene de was daarna in de droger drogen en/of zo heet mogelijk strijken.
Belangrijk is dat degene die uw was verzorgt, de handen goed wast met water én zeep nadat het wasgoed in de wasmachine is gestopt.

Uw familie en vrienden mogen in het ziekenhuis bij u op bezoek komen. De verpleging informeert hen over de Clostridium-bacterie en over de voorzorgsmaatregelen die gelden tijdens het bezoek. Bij het verlaten van de kamer moeten zij wel de handen grondig wassen met water en zeep. Wil uw bezoek ook nog andere mensen in het ziekenhuis bezoeken? Dan is het belangrijk dat u uw bezoek laat weten dat zij eerst de anderen bezoeken. Pas daarna kunnen ze bij u komen. Uiteraard heeft ook dit te maken met het verkleinen van de kans op besmetting.

Het opheffen van de beschermende maatregelen
We heffen de voorzorgsmaatregelen op als u uw antibioticakuur helemaal heeft afgemaakt. Of, als u geen antibiotica heeft gekregen, wanneer u gedurende 2 achtereenvolgende dagen geen diarree meer heeft gehad.

Het kan zijn dat de arts besluit dat u naar huis mag terwijl u nog antibiotica gebruikt. U moet de kuur dan thuis afmaken.
Het is van groot belang dat u de antibioticakuur helemaal afmaakt. Als na het stoppen van de antibiotica de diarree blijft aanhouden of weer opnieuw begint, neemt u dan contact op met uw huisarts of specialist.
Als u (weer) thuis bent, hoeven uw huisgenoten, of mensen die thuis bij u op bezoek zijn, geen extra maatregelen te treffen. Hygiënemaatregelen zoals handen wassen na een toiletbezoek en voor het bereiden van eten of drinken zijn thuis voldoende.

Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd bent. We beseffen dat sommige maatregelen en onderzoeken voor u niet prettig zijn. Ze zijn echter wél noodzakelijk en we hopen dan ook dat u er begrip voor heeft. Heeft u na het lezen van deze tekst nog vragen? Aarzel dan niet om deze aan de verpleegkundige of uw behandelend arts te stellen. U bereikt ons ziekenhuis via telefoonnummer 088 – 066 1000.

Is met de informatie op deze pagina uw vraag beantwoord?
Wilt u ons helpen deze pagina te verbeteren?

Bedank voor het insturen van uw feedback