Met behulp van röntgenstraling en contrastmiddel worden de bloedvaten van de onderbuik en/of benen zichtbaar gemaakt. Er zal zo nodig een dotterbehandeling uitgevoerd worden om een vernauwing van één of meer bloedvaten te behandelen en als dat nodig is, wordt een stent geplaatst. U wordt voor dit onderzoek opgenomen in het ziekenhuis. De behandeling vindt plaats op de afdeling Medische Beeldvorming.

De behandeling wordt uitgevoerd door een vaatchirurg en/of radioloog, hierbij wordt hij/zij geassisteerd door MBB-ers (radiodiagnostisch laboranten)

Als er geen complicaties optreden, mag u aan het eind van de dag naar huis. Wel moet de eerste nacht iemand bij u aanwezig zijn. Er is namelijk een (kleine) kans op een nabloeding. Als u thuis geen opvang hebt, moet u één nacht in het ziekenhuis blijven. Geeft u dit dan tijdig door aan de polikliniek Chirurgie.

Voor de behandeling is het nodig om informatie te hebben over de stolling van uw bloed. Enkele dagen voor het onderzoek wordt er daarom bloed bij u afgenomen. 

Tenzij u een vochtbeperkt dieet heeft, raden wij u aan de dag voor het onderzoek voldoende (1,5 tot 2 liter) te drinken.

Op de dag van het onderzoek moet u nuchter zijn. Zie onderstaand schema:

Tot 6 uur voor opnametijd    

Licht ontbijt:
Geroosterd brood / beschuit
Drinkyoghurt
Drinken = vrij

Tot 2 uur voor opnametijd

Appelsap
Water
Thee (zonder melk)
Koffie (zonder melk)
Géén melkproducten

Opname

Nuchter: niets meer eten en drinken tot na de behandeling

Voorafgaand aan de behandeling wordt uw bloeddruk gemeten. Deze en de bloedwaarden moeten binnen gestelde normen zijn om de dotterbehandeling veilig te kunnen uitvoeren. Het kan dus zijn, dat u vlak voor de behandeling te horen krijgt dat de behandeling niet door kan gaan. Er wordt dan een andere afspraak met u gemaakt.

Ongeveer een half uur voor de behandeling worden uw liezen mogelijk onthaard en krijgt u een rustgevend medicijn en een waakinfuus. Vanaf de verpleegafdeling gaat u op een bed naar de afdeling Medische Beeldvorming waar de behandeling plaatsvindt.

In de röntgenkamer neemt u plaats op een onderzoektafel. Tijdens de behandeling ligt u onder steriele doeken en dragen de vaatchirurg en/of radioloog en de MBB-er een steriele jas en handschoenen.

Om infectie te voorkomen worden uw beide liezen gedesinfecteerd.

De lies en het onderliggende weefsel worden via een injectie verdoofd. Als de verdoving is ingewerkt prikt de vaatchirurg/ radioloog de liesslagader aan. Vervolgens wordt er een dun slangetje (katheter) in de liesslagader geschoven met behulp van een geleidedraad. U voelt hier weinig van.

Als de katheter op de goede plek ligt, spuit de vaatchirurg/ radioloog via deze katheter een contrastvloeistof in de bloedbaan. Door het contrast kunt u een vieze smaak in de mond krijgen, een warm gevoel in het lichaam en/of het gevoel dat u aan het plassen bent.
Tijdens het inspuiten van de contrastvloeistof worden de röntgenfoto’s gemaakt. Het is erg belangrijk dat u dan stil blijft liggen.
De vaatchirurg/ radioloog beslist aan de hand van deze foto’s of er een dotterbehandeling moet worden uitgevoerd.

In geval van een dotterbehandeling wordt vervolgens een katheter met een dotterballon via de geleidedraad, die al in uw bloedvat zit, opgevoerd tot aan de vernauwing. Door het opblazen van het ballonnetje wordt het vernauwde bloedvat opgerekt. De ballon blijft dan enige seconden opgepompt. Dit kan wat pijnlijk zijn. Soms moet dit oprekken van het bloedvat enige malen achter elkaar gebeuren om een goed resultaat te krijgen. Door het inspuiten van contrastvloeistof controleert de vaatchirurg/ radioloog vervolgens het resultaat.

Sommige vernauwingen blijven na het dotteren spontaan terugveren. Het kan dan nodig zijn om op de plaats van de vernauwing een zogenaamde ‘stent’ te plaatsen. Een stent is een buisje van gevlochten metaal, dat ervoor zorgt dat na het dotteren het bloedvat opgerekt blijft. Deze stent wordt op dezelfde manier als de dotterballon ingebracht. Tenslotte wordt de katheter uit het bloedvat verwijderd.

Er zijn verschillende manieren om de prikplaats dicht te maken. Doorgaans wordt de prikplaats gedicht met een speciaal onderhuids hechtdraadje.
Soms besluit de vaatchirurg/radioloog de prikplaats te dichten door de slagader ongeveer tien minuten stevig dicht te drukken. U krijgt vervolgens een drukverband in de lies aangelegd om nabloeding te voorkomen. Ook kan de vaatchirurg/radioloog een angio-seal gebruiken om de prikplaats dicht te maken. Dit is een ‘dopje’ gemaakt van eiwit dat de prikplaats afdicht. Deze angio-seal lost vanzelf op.

De behandeling duurt ongeveer 1 tot 2 uur.

Na de behandeling wordt u teruggebracht naar de verpleegafdeling.

Tijdens hoesten, niezen en persen moet u een lichte druk uitoefenen op de aanprikplaats van de slagader.

Als er een onderhuidse hechting of angio-seal bij u is geplaatst, moet u 2 uur in bed blijven liggen. Dit mag in halfzittende houding. U mag het been gedurende deze 2 uur niet gebruiken.

Als er een drukverband bij u is aangelegd, moet u nog in totaal 5 uur in bed blijven liggen. De eerste 4 uur na het onderzoek platte bedrust, daarna mag u in halfzittende houding. U mag het been gedurende deze 5 uur niet gebruiken.

Verdere instructies over de gewenste bedrust krijgt u van de verpleegkundige. Dit alles om te voorkomen dat een nabloeding van het wondje in de lies optreedt.

De verpleegkundige meet uw hartslag en bloeddruk. Als u het warm of nat voelt worden in de lies, waarschuw dan direct de verpleegkundige. Ook als het been koud gaat aanvoelen moet u de verpleegkundige waarschuwen.

Na de behandeling mag u weer alles eten en drinken. Wij adviseren u tot 2 dagen na de behandeling extra te drinken om te zorgen dat u de contrastvloeistof sneller uitplast.

Als alles in orde is, mag u aan het eind van de middag naar huis. Wel moet de eerste nacht iemand bij u aanwezig zijn. Er is namelijk een (kleine) kans op een nabloeding. Als u thuis geen opvang heeft, moet u 1 nacht in het ziekenhuis blijven.

Een dotterbehandeling en stentplaatsing zijn in principe veilige behandelingen. In sommige zeldzame gevallen ontstaat na de behandeling een nabloeding. Langere opname in het ziekenhuis kan dan nodig zijn om de complicatie goed te behandelen.

U krijgt plaatselijke verdoving toegediend in de vorm van lidocaïne. Als u overgevoelig bent voor lidocaïne, wilt u ons dit melden? Er zal dan een ander middel worden gebruikt.

Bij een zeer klein aantal patiënten treedt een allergische reactie op het contrastmiddel op, die meestal bestaat uit niezen of het ontstaan van galbulten. Meestal is daarvoor geen verdere behandeling nodig.
Als u een allergie voor contrastmiddelen hebt, neemt u dan zo spoedig mogelijk contact op met de afdeling Medische Beeldvorming.

Jodiumhoudende contrastmiddelen kunnen belastend zijn voor uw nieren. Door middel van bloedonderzoek is gekeken of uw nieren goed werken. Indien er een verminderde nierfunctie is zullen er maatregelen worden genomen.

Het onderzoek wordt uitgevoerd met zo min mogelijk röntgenstraling als nodig is voor kwalitatief goede opnamen.
Uw behandelend arts en de radioloog wegen het eventuele nadeel van de röntgenstraling af tegen de informatie die het onderzoek kan opleveren.

De uitslag van de behandeling krijgt u van de specialist die de behandeling heeft aangevraagd.

  • U mag op de dag van ontslag uit het ziekenhuis zelf niet autorijden. 
  • De pleister mag de volgende dag verwijderd worden. Maak hierna de huid schoon met water en milde zeep. Droog het voorzichtig af en plak eventueel een nieuwe pleister tot de huid volledig genezen is.
  • U kunt een kleine zwelling en/of lichte gevoeligheid in de lies hebben.
  • U mag de eerste 3–4 dagen na het onderzoek, of totdat de huid volledig genezen is, niet in bad, in verband met infectiegevaar. Douchen mag wel. 
  • Het is raadzaam om de eerste 3-4 dagen na ontslag uit het ziekenhuis uw activiteiten aan te passen (voorzichtig traplopen, niet persen, niet zwaarder tillen dan 5 kg, niet fietsen, geen lange afstanden lopen, etc.) 
  • Het is raadzaam pas een week na ontslag weer met sporten en/of zwaar lichamelijke arbeid te beginnen.
  • U mag op de dag van ontslag uit het ziekenhuis zelf niet autorijden. 
  • U mag het drukverband 24 uur na de behandeling verwijderen. Plak eventueel een pleister tot de huid volledig genezen is.
  • U kunt een kleine zwelling en/of lichte gevoeligheid in de lies hebben.
  • U mag de eerste 3 dagen na ontslag uit het ziekenhuis zelf niet autorijden. 
  • U mag de eerste 3–4 dagen na het onderzoek, of totdat de huid volledig genezen is, niet in bad vanwege met infectiegevaar. Douchen mag wel.
  • Het is raadzaam om de eerste 3-4 dagen na ontslag uit het ziekenhuis uw activiteiten aan te passen (voorzichtig traplopen, niet persen, niet zwaarder tillen dan 5 kg, niet fietsen, geen lange afstanden lopen, etc.)
  • Het is raadzaam pas een week na ontslag weer met sporten en/of zwaar lichamelijke arbeid te beginnen.

Neem contact op met uw behandelend arts als er sprake is van één of meerdere van hieronder genoemde zaken:

  • Koorts
  • Bloeding/lekkage van de wond
  • Gevoeligheid of zwellingen in de lies
  • Rode verkleuring of warmte sensaties
  • Huiduitslag
  • Gevoelloosheid of pijn in het been na mobilisatie

Als u zwanger bent of daar een vermoeden van heeft, neemt u dan zo spoedig mogelijk contact op met uw behandelend specialist. Er wordt besproken of de behandeling door kan gaan of uitgesteld moet worden.

  • Bij verhindering verzoeken wij u om tijdig contact met ons op te nemen. Wij maken dan een nieuwe afspraak met u.
  • Neem altijd een geldig identiteitsbewijs en uw zorgpas mee naar het ziekenhuis. 
  • Als u bekend bent met contrastallergie, neemt u dan zo spoedig mogelijk contact op met de afdeling Medische Beeldvorming

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de afdeling Opname of Medische Beeldvorming via het algemene telefoonnummer: 088 – 066 1000.

Is met de informatie op deze pagina uw vraag beantwoord?
Wilt u ons helpen deze pagina te verbeteren?

Bedank voor het insturen van uw feedback