U heeft een operatie ondergaan om bijvoorbeeld stressincontinentie of een verzakking van de blaas/baarmoeder en/of vagina op te heffen. Na de operatie is het van belang dat u een normaal plaspatroon krijgt. Het oefenen hiervan noemt men blaastraining. Door blaastraining leert de blaas zich te vullen en zich voldoende te legen. Deze folder informeert u over blaastraining.

De blaas is bolvormig en indien leeg, niet veel groter dan een biljartbal. Binnen de blaas bevindt zich een spierlaag die zich kan aanspannen en ontspannen. Via de urineleiders komt de urine in de blaas. Als de blaas vol raakt, gaat er een seintje naar de hersenen. U krijgt 'aandrang'. Via de plasbuis leegt de blaas zich weer.

Een verzakking kan invloed hebben op uw plaspatroon en mede hierdoor ook op uw sociale/actieve leven. Door een verzakking kunt u vaker aandrang hebben om te plassen, u kunt ook incontinent zijn. Daarnaast kunt u regelmatig last hebben van een blaasontsteking. Dit komt doordat u niet goed kunt uitplassen. Stressincontinentie houdt in dat u bij verhoogde druk in de buik urine verliest. Bijvoorbeeld bij hoesten, lachen, niezen, plotseling opstaan en springen. Het dragen van incontinentiemateriaal is noodzakelijk.

De volgende punten zijn van belang om te kunnen spreken van een normaal plaspatroon:

  • vochtinname van anderhalf tot twee liter per dag;
  • hierdoor plast u zo'n zes keer per dag;
  • u voelt de eerste aandrang bij 150-200 ml;
  • gemiddeld plast u zo'n 300 ml per keer;
  • maximale hoeveelheid om te plassen is 500-600 ml per keer.

Door een verzakking had u misschien vaak aandrang om te plassen. Dit gevoel kunt u na de operatie ook nog zo ervaren. Dit moet doorbroken worden. U kunt dit doen door bij de eerste aandrang proberen het plassen uit te stellen door rustig te gaan zitten en te ontspannen. De bekken-bodemspieren kunt u aanspannen om zo de plas op te houden. Als u toch echt moet plassen is een juiste toilethouding van belang. Een juiste toilethouding is nodig om de blaas goed te legen.

Wat is een juiste toilethouding?
De volgende punten zijn van belang voor een goede toilethouding:

  • rechtop zitten. Zorg dat u met de voeten (plat) op de grond kunt komen. Het onderste gedeelte van uw rug is hol;
  • ontspan de bekkenbodem. Als u nog moeilijk kunt ontspannen, neem dan een tijdschrift of boek mee;
  • pers niet mee tijdens het plassen. Door het meepersen drukt u de plasbuis weer dicht, dit maakt het plassen moeilijk;
  • als de blaas leeg is, kantel het bekken een aantal keer van voor naar achter;
  • span daarna de bekkenbodemspieren aan en sta op;
  • neem de tijd voor het plassen en drink voldoende (anderhalf tot twee liter per dag).

U start na de operatie met de blaastraining nadat de blaaskatheter is verwijderd. Het is de bedoeling dat u minimaal één keer in de vier uur plast. U plast op een po om te kijken hoeveel u zelf spontaan plast. Nadien kijkt de verpleegkundige met de bladderscan of u voldoende heeft uitplast. De hoeveelheid urine die u heeft geplast moet twee keer zoveel zijn als de urine die achterblijft in de blaas. Dit wordt 'residu' genoemd. Het residu mag daarnaast niet meer zijn dan 100 cc. Zit er in de blaas toch nog meer dan 100 cc, dan zal de verpleegkundige door middel van een eenmalige katheter de urine uit de blaas halen. U blijft oefenen totdat u twee keer achter elkaar goed heeft geplast en ook de achter gebleven urine niet meer is dan 100 cc. Soms lukt het niet om spontaan te plassen binnen vier uur, dit wordt retentie genoemd. De verpleegkundige bekijkt ook dan met de bladderscan hoeveel er in de blaas zit.

U zult merken dat u in het begin snel aandrang heeft om te plassen. De blaas moet leren zich te vullen en weer als opslagruimte te dienen. De blaas moet niet bij het minste of geringste al signalen afgeven om zich te moeten legen. De tijdsduur tussen het plassen moet uiteindelijk langer worden, zodat u zo'n zes keer per dag plast. Soms lukt het door al uw inzet nog niet om 'goed' te plassen. De arts kan voorstellen om te leren zelfkatheteriseren of dat u met een blaaskatheter naar huis gaat en later terugkomt om opnieuw te starten met blaastraining.

1. Instructie zelfkatheteriseren

  • de verpleegkundige zorgt voor een zelfkatheteringspakket;
  • de verpleegkundige legt de handeling uit;
  • leg de benodigdheden klaar: schone washand, maatkan, katheter, eventueel spiegel;
  • was uw handen;
  • maak de katheterverpakking open en doe er iets water in. U kunt deze plakken aan de wastafel / stortbak;
  • was uw vagina-ingang / urinebuisingang met water;
  • leg eventueel een spiegel op de grond om goed te zien waar de ingang van de urinebuis zit;
  • pak de katheter;
  • duw de katheter in de urinebuis, laat de urine in de maatkan aflopen tot de blaas leeg is;
  • verwijder de katheter;
  • was uw handen;
  • schrijf de uitslag op de residulijst (zie verder in de folder).

2. Met blaaskatheter naar huis

  • de verpleegkundige zorgt voor een pakket 'met verblijfskatheter naar huis';
  • de korte zakken zijn voor overdag en de lange zakken zijn voor ’s nachts;
  • werk zo hygiënisch mogelijk tijdens het verwisselen van de zakken;
  • was de handen;
  • verwissel de katheterzak;
  • de katheterzak heeft een aftapkraantje waarmee u de zak kunt legen;
  • de korte zak mag u drie dagen gebruiken, spoel de zak dagelijks om;
  • de lange zakken mag u vijf tot zeven dagen gebruiken, spoel de zak dagelijks.

3. Met suprapubiskatheter naar huis
Soms beslist de behandelend arts dat u tijdens of na de operatie een suprapubiskatheter krijgt. Dit is een blaaskatheter die via de buikwand in de blaas zit:

  • de verpleegkundige van de afdeling zorgt voor een pakket 'suprapubiskatheter';
  • als u start met blaastraining dan wordt de suprapubiskatheter afgedopt;
  • u kunt spontaan plassen en daarna, door het dopje te verwijderen, de achtergebleven urine af laten lopen.

Benodigdheden

  • steriele gazen 10x10 cm;
  • steriele splitgazen 10x10 cm;
  • chloorhexidine desinfectans;
  • leucopor.

Werkwijze

  • was uw handen;
  • verwijder oude gazen;
  • bevochtig de steriele gazen met chloorhexidine;
  • met een draaiende beweging rondom de insteekopening schoonmaken. Een streek per gaas;
  • steriele splitgazen om de insteekopening vouwen.
  • afplakken met leucopor;
  • u mag met een suprapubiskatheter douchen. 

De behandelend arts bespreekt met u wanneer u terug moet komen op de polikliniek. De afspraken krijgt u mee bij uw ontslag uit het ziekenhuis.

Door het zelf katheteriseren kan het gebeuren dat u een blaasontsteking ontwikkelt. U krijgt pijn in de onderbuik en pijn bij het plassen. U kunt lichte koorts krijgen en u over het algemeen minder fit voelen. Het is dan van belang dat u urine afgeeft bij de huisarts ter controle. De blaaskatheter kan problemen geven. Bijvoorbeeld als de blaaskatheter niet meer goed afloopt, de insteekopening van de suprapubis katheter pussig en dik wordt, u koorts hierbij krijgt. Als er problemen zijn op het gebied van het zelfkatheteriseren of met de blaaskatheter, dan verzoeken wij u contact op te nemen met de polikliniek Gynaecologie via telefoonnummer 088 – 066 1000. 

Deze folder met ingevulde lijst a.u.b. meenemen bij uw polikliniekbezoek.


Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de gynaecologieverpleegkundige via de polikliniek Gynaecologie. U belt dan het algemene nummer van het ziekenhuis: 088 – 66 1000.

Is met de informatie op deze pagina uw vraag beantwoord?
Wilt u ons helpen deze pagina te verbeteren?

Bedank voor het insturen van uw feedback