1e lijn:De diagnose minder leven voelen wordt gesteld als een zwangere vrouw aangeeft dat ze het kind 12 uur of langer minder of niet heeft voelen bewegen. De verloskundige controleert zo snel als mogelijk, maar in ieder geval binnen een uur, de cortonen en doet uitwendig onderzoek. Kan de verloskundige niet binnen een uur bij de zwangere zijn (thuis of in het ziekenhuis) dan verwijst zij haar rechtstreeks voor een consult. De verloskundige verwijst de zwangere na het consult door naar de tweede lijn. Verwijzen:Bij minder leven voelen wordt altijd een consult tweede lijn afgesproken. Nadat de verloskundige uitwendig onderzoek heeft gedaan verwijst zij de zwangere direct voor een consult in het ziekenhuis. De verloskundige geeft cliënte bij verwijzing informatie over het verdere verloop in de tweede lijn (zie onder werkwijze 2e lijn). De verloskundige zorgt voor een adequate overdracht naar de tweede lijn en een recente zwangerschapkaart (via zorgdomein). 2e lijn:Wanneer de zwangere op de afdeling 1A arriveert zal zij direct door een verpleegkundige of klinisch verloskundige aan het CTG worden gelegd gedurende 30-45 minuten. Aan de zwangere wordt uitgelegd wat er gaat gebeuren. - Wanneer het CTG als goed wordt beoordeeld, krijgt de zwangere een echo onderzoek op 1A. Er wordt een echo gemaakt om vruchtwater, biometrie en PI meting te beoordelen. Het CTG wordt beoordeelt of er sprake is van pathologie. Is er sprake van pathologie dan blijft mevrouw onder controle in de 2e lijn. Is dit niet zo dan wordt mevrouw weer terugverwezen naar de 1e lijn.
- Wanneer het CTG als niet goed wordt beoordeeld dan belt de verpleegkundige of klinisch verloskundige gelijk met de gynaecoloog. De gynaecoloog maakt het vervolg beleid.
- Bij persisterend geen leven/minder leven voelen de volgende dag weer controle in de 2e lijn overwegen en bij herhaling overname van zorg.
De klinisch verloskundige of gynaecoloog zorgt ervoor dat de bevindingen en het beleid telefonisch gecommuniceerd worden naar de verwijzer.
|