Doel |
Bij een acute levensbedreigende situatie thuis geeft de eerstelijns zorgverlener de indicatie tot verwijzen duidelijk door aan de obstetrisch professional in het ziekenhuis, zodat in specifieke situaties parallel de benodigde acties kunnen worden toegepast.
|
|
Verantwoordelijkheden |
1ste lijns verloskundige: - Meldt aan de gynaecloog de acute situatie middels SBAR
Gynaecoloog: - Is verantwoordelijk voor het beleid in de 2de lijn.
Klinische verloskundige: - Voert gekozen beleid uit.
Verpleegkundige: - Assisteert gynaecoloog/verloskundige
|
|
Indicaties |
Spoedsituaties als: - Cortonenpathologie (blijvende bradycardie);
- Solutio placentae;
- Navelstrengprolaps;
- Uitgezakte arm of voet;
- Schouderdystocie;
- Eclamptische insult;
- HELLP;
- Fluxus postpartum.
|
|
Aandachtspunten |
Er moet duidelijk zijn of er sprake is van een consult, overdracht of een acute noodsituatie. Overdracht van eerste naar tweede lijn: acute situaties overleg met dd gynaecoloog, alle overige indicaties worden doorgebeld aan de klinische verloskundige.
|
|
|
Werkwijze algemeen |
Telefoonnummers:Intensivist: 2880 Anaesthesist: 2300 Receptie: 1000 DD gynaecoloog: 2959 DD kinderarts: 2963 Verloskundige: 2156 Verpleegkundige: 2157 Beveiliging: 2455
1e lijn:- Belt ambulance voor vervoer naar ziekenhuis;
- Belt dienstdoende gynaecoloog (via ziekenhuiscentrale) en draagt over via de SBAR;
- Komt mee naar het ziekenhuis;
- Zorgt voor volledige overdracht via zorgmail. De overdracht bevat de zwangerschapskaart en het chronologische (partus) verslag.
- Is zodra er overgedragen is, verantwoordelijk voor de begeleiding van en zorg voor partner en kind.
- Zwangere wordt eerst naar 1A gebracht, tenzij OK bericht heeft dat zij standby staan en dit door 1A /gynaecoloog aan 1e lijns verloskundige is doorgegeven.
Ambulance:Tijdens het vervoer naar het ziekenhuis is het ambulancepersoneel verantwoordelijk. Tijdens de rit heeft het ambulancepersoneel contact met de gynaecoloog tijdens verslechtering/verandering van de situatie Bij aankomst draagt het ambulancepersoneel over aan de gynaecoloog/klinisch verloskundige en de verpleegkundige op 1A, tenzij OK bericht heeft dat zij standby staan.
Gynaecoloog:- Belt afdeling 1A / klinisch verloskundige dat mevrouw komt en geeft duidelijke instructies. Het is duidelijk of mw. naar 1A of de OK gaat;
- Belt anesthesist (zo nodig); Geef het volgende door:
- Belt zelf OK-team (zo nodig) / of via de receptie en vraag:
- Of ze met spoed het OK-team in huis laten komen
- Geef aan om welke operatie het gaat.
- Laat ook weten of de kinderarts gebeld moet worden.
- Belt kinderarts (zo nodig); Geef het volgende door:
- Belt beveiliging (2455): of ambulance direct naar OK moet (=lift 5) of naar 1A;
- Komt naar het ziekenhuis.
Klinisch Verloskundige / verpleegkundige:Volgorde afhankelijk van situatie!- Vangt mevrouw op;
- Zorgt dat er bloedbeeld en kruisproef bij mevrouw wordt geprikt;
- Brengt een infuus in;
- Patiënt stabiliseren op de verloskamer, laagdrempelig intensivist bellen bij (dreigend) instabiele patiënt.
- Maakt mevrouw zo nodig klaar voor OK;
- De anaesthesist belt naar 1A dat hij/zij aanwezig is en dat de patiënt naar OK gebracht mag worden. Niet uit jezelf brengen!
- Luistert cortonen/maakt CTG;
- Zet zo nodig echo klaar voor gynaecoloog;
- Voert beleid gynaecoloog uit;
- Volgt protocol voor desbetreffende spoedsituatie.
Zie bijlage: SPOEDOVERDRACHT NB: Wanneer er een nieuwe indicatie ontstaat dient het betreffende protocol gevolgd
|
|
|
|