Korte samenvatting: -Hypothyreoidie: 1ste lijn controle: TSH receptor antistoffen bij AD 25 weken -Hypothyreoidie na Graves: 1ste lijn controle: TSH receptor antistoffen 1ste trimester en bij AD 25 weken. Wanneer verhoogd, verwijzen naar 2de lijn. GUO indicatie wanneer verhoogd in 1ste trimester -Hyperthyroidie: 2de lijn Ondergrens TSH receptor antistoffen 5 Kinderarts consult alleen bij receptor antistoffen > 5 (is altijd 2de lijn) Uitwerking: Prenataal: Zodra de zwangerschapstest positief is moet de dosering levothyroxine (Thyrax) met 30% verhoogd worden. De verloskundige zorgverlener ten tijde van de eerste zwangerschapscontrole is verantwoordelijk dit door de voorschrijver aan te laten passen. Levothyroxine passeert slechts in zeer geringe mate de placenta, zodat er geen risico bestaat op iatrogene foetale hyperthyreoïdie. Daarna elke 4-6 weken controle van de TSH door de verantwoordelijke verloskundige zorgverlener. Op geleide hiervan wordt de Thyrax dosering door de gynaecoloog of internist of huisarts aangepast. De streefwaarde hiervoor is een TSH tussen 0.6 en 2.0 m u/l. Een stabiele waarde rond 1.0 m u/l. is een goede waarde. Bij een zwangere met een hypothyreoïdie (zie schema bijbehorende documenten) is bepaling van antistoffen tegen de TSH-receptor (TSI) geïndiceerd. Bepaling hiervan moet gebeuren bij 25 weken zwangerschap. Bij zwangeren met een hypothyreoidie na behandeling voor de ziekte van Graves geldt dat zij ook in het 1e trimester TSH-receptor antistoffen moeten bepalen. Als deze verhoogd zijn heeft de zwangere een GUO indicatie.
TSH Receptor Antistoffen: | <1,5 | Geen consequenties, retour 1e lijn | 1,5 - 5 | Kan in 1e lijn bevallen, niet standaard 2 x schildklier controles bij kind post partum. Wel als opmerking bij terugverwijzing naar 1e lijn dat er een licht verhoogde kans is op hyperthyreoïdie bij het kind in de eerste week, dus goed op klinische symptomen letten en dan als nog verwijzen. | >5 | Antenataal consult kinderarts 2e lijns zorg. Elke zwangerschapscontrole (vanaf 2e trim) biometrie en foetale hartfrequentie bepalen. Een structurele echo dient plaats te vinden bij foetale tachycardie (>160/min), polyhydramnion, groeivertraging en bij thyreostatica gebruik van de moeder. Partus in 2e lijn, afhankelijk van klinische symptomen en lab uitslagen wel/geen opname van de baby |
Mogelijke symptomen van hyperthyreoïdie bij pasgeborene: kunnen zijn: Tachycardie, prikkelbaarheid, failure to thrive / slechte groei, struma, hyperthermie, tremor, agitatie, exophthalmus, voedingsproblemen (diarree, spugen, opvallend hongerig). Zeldzame symptomen: trombocytopenie, hepatosplenomegalie, icterus, petechiën, arrythmie / hartfalen, overlijden Postnataal: Moeder: Direct na de bevalling kan weer teruggegaan worden op de dosis levothyroxine van voor de zwangerschap en verdere controles kunnen plaatsvinden bij de oorspronkelijke behandelaar. Bij algehele malaise en stemmingswisselingen in de late kraamperiode is het raadzaam om TSH en vrij T4 te bepalen. Kind: Alleen in geval van TSI >5: - Direct na de partus afname navelstrengbloed op FT4 en TSH.
- Consult kinderarts
- Dag 2-4 en dag 8-10 lichamelijk onderzoek , FT4 en TSH bepalen (klinisch of poliklinisch --- afhankelijk van de klinische inschatting)
- Er mag borstvoeding gegeven worden bij thyroxine behandelingen. Omdat TBII antistoffen in de borstvoeding worden uitgescheiden moet de eerste weken postpartum wekelijks controle van de FT4 en TSH gedaan worden als de TBII > 5 IU/l is geweest in het 2e of 3e trimester van de zwangerschap.
NB: Wanneer er een nieuwe indicatie ontstaat dient het betreffende protocol ook gevolgd te worden.
|